vrijdag 14 juni 2013

Het ene E-nummer is het andere niet

(geschreven door een collega van mij)

Zo nu en dan hoort men wel zeggen dat alle E-nummers zoveel mogelijk vermeden moeten worden. Hoewel dit makkelijk te onthouden is, geeft dit toch geen juiste voorstelling van zaken. Hoe zit het met de zin en onzin rondom hulpstoffen? Met dit artikel geef ik graag een nadere toelichting op de visie van Vitals ten aanzien van hulpstoffen met een E-nummer.

In veel eet- en drinkwaren (waaronder voedingssupplementen) is het soms nodig om hulpstoffen (additieven) te gebruiken. Bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat er geen oxidatie optreedt in het product. Dit zou namelijk schadelijk kunnen zijn voor de consument.  Daarnaast zou het zonder hulpstoffen ook niet mogelijk zijn om tabletten of capsules te maken. Fabrikanten die hier verstandig mee omgaan zullen alleen additieven gebruiken in situaties waarbij dit echt niet anders kan. Sommige additieven hebben naast dat ze de producteigenschappen verbeteren, namelijk geen andere toegevoegde waarde voor de gezondheid en het zou niet zinvol zijn hier meer dan nodig van te gebruiken.

Er bestaan veel verschillende soorten hulpstoffen. Uiteraard mag niet zomaar elke stof toegevoegd worden aan levensmiddelen. Om de veiligheid van de consument te waarborgen wordt elke hulpstof, alvorens toegelaten te worden, streng beoordeeld door de Europese Voedsel- en Warenautoriteit (EFSA). Als onderdeel van deze beoordeling wordt voor elke stof de Acceptable Daily Intake (ADI) vastgesteld. Dit is de hoeveelheid die een persoon dagelijks gedurende zijn hele leven kan consumeren zonder negatieve effecten op de gezondheid. Dit is belangrijk om te doen omdat elke stof (zelfs water en keukenzout) vanaf een bepaalde hoeveelheid toxisch kan worden. Als uit deze beoordeling blijkt dat de hulpstof geen negatieve effecten heeft op de gezondheid in de genoemde hoeveelheden dan wordt deze toegelaten in Europa en krijgt de betreffende stof een E-nummer (de letter ‘E’ wil zeggen dat het additief is toegelaten in de Europese Unie).

Ook vitaminen en lichaamseigen stoffen hebben een E-nummer
Veel toegelaten E-nummers zijn natuurlijke stoffen, zoals vitaminen en carotenoïden (luteïne, astaxanthine). Een aantal zijn echter synthetische stoffen die lichaamsvreemd zijn zoals aspartaam en de zogenaamde azo-kleurstoffen. De term ‘E-nummer’ heeft vaak een negatieve bijklank hoewel dit in veel gevallen onterecht is. Een grote groep E-nummers bestaat immers uit stoffen die in de natuur voorkomen, zoals de voor het leven essentiële verbindingen ascorbinezuur (vitamine C) en nicotinezuur (vitamine B3). Daarnaast hebben ook lichaamseigen stoffen zoals citroenzuur en glycerol een E-nummer. Vanwege het zeer uiteenlopende karakter van de verschillende E-nummers is het daarom niet mogelijk om hier een algemeen oordeel over te vellen (zoals ‘E-nummers zijn slecht en levensmiddelen die deze bevatten dienen daarom vermeden te worden’). 

E-nummers die problemen geven
Ondanks de zorgvuldige beoordeling door de EFSA blijkt er in de praktijk dat bepaalde hulpstoffen toch voor problemen kunnen zorgen. Bekende voorbeelden hiervan zijn de azo-kleurstoffen die voor overgevoeligheidsreacties kunnen zorgen bij mensen die daar gevoelig voor zijn. Daarnaast kan mononatriumglutamaat (de smaakversterker, ook wel bekend onder de naam Ve-Tsin) aanleiding geven tot het ‘Chinese Restaurant Syndrome’ waarbij er klachten ontstaan zoals hartkloppingen, hoofdpijn en duizeligheid. Ook de zoetstof aspartaam is niet onbesproken. Recentere studies met aspartaam zijn niet helemaal eenduidig over de vermeende veiligheid. Dat is dan ook de reden dat de EFSA aspartaam in 2013 opnieuw uitgebreid onder de loep zal nemen.
Het gebruik van hulpstoffen is zeer wijdverbreid en het volledig vermijden hiervan zal dan ook een onmogelijke opgave blijken te zijn. Echter, vanwege het feit dat bepaalde hulpstoffen potentieel schadelijk kunnen zijn voor bepaalde groepen mensen, is het voor u als consument zeker van belang om u in deze materie te verdiepen en u op de hoogte te stellen van welke hulpstoffen schadelijk kunnen zijn, zodat u hier rekening mee kunt houden bij uw keuze van eet- en drinkwaren. Maar in de praktijk blijkt het erg moeilijk te zijn goede en betrouwbare informatie over dit onderwerp te verkrijgen.

‘Wat zit er in uw eten?’ slaat de plank mis
Een voorbeeld hiervan is het bekende en veel gebruikte boekje ‘Wat zit er in uw eten?’ van Corinne Gouget. Vanwege de manier van schrijven en de onduidelijke onderbouwing van de beweringen in dit boekje blijkt dit meer paniek te zaaien dan dat het de consument objectieve en duidelijke informatie geeft over E-nummers. Op de voorkant staat ‘Let op! Gevaar! De gids die u alerter maakt op al die E-nummers’. Hiermee wekt de auteur onterecht de indruk dat alle E-nummers een gevaar voor de gezondheid zijn. De inhoud van het boekje blijkt ook niet altijd even duidelijk te zijn. Nicotinezuur wordt bijvoorbeeld in de oranje categorie onderverdeeld (‘pas op’). Dit zou een ‘natuurlijk of synthetisch voedingszuur’ zijn dat ‘risico’s met zich meebrengt en dat steeds minder vaak vermeld wordt’. Het gaat hier echter om vitamine B3 zonder welke stof leven niet mogelijk zou zijn. Daarnaast wordt er niet vermeld wat er dan bedoeld wordt met ‘risico’s’ en ook wordt er geen verwijzing gegeven naar wetenschappelijk onderzoek waar dit risico dan uit zou blijken. Dergelijke alarmerende teksten zonder referenties te noemen die deze beweringen onderbouwen worden op veel plekken in dit boekje gebruikt. Een ander voorbeeld is ascorbinezuur (vitamine C) dat diarree zou veroorzaken en daarom bij de categorie ‘oranje’ is ingedeeld. Dat ascorbinezuur in hoge doseringen een laxerende werking kan hebben is algemeen bekend. Maar zoals eerder aangegeven is het belangrijk u te realiseren dat elke stof (zoals ook water en keukenzout) vanaf een bepaalde hoeveelheid neveneffecten kan hebben, en dat deze grens voor elke stof weer anders ligt. Voor ascorbinezuur dat in een hoeveelheid van enkele grammen diarree kan veroorzaken, is de kans erg klein dat dit effect op zal treden in de hoeveelheid die doorgaans als additief gebruikt wordt (deze ligt eerder in de orde van milligrammen). Daarnaast is ook vitamine C een stof waar we niet zonder kunnen. Het zou dus zeer onverstandig zijn om deze essentiële voedingsstof te gaan vermijden zoals mevrouw Gouget suggereert. Ongetwijfeld bevat dit boekje ook enkele zeer goede adviezen (zoals een waarschuwing voor aspartaam en mononatriumglutamaat). Echter is het zonder referenties erg moeilijk in te schatten welke waarschuwingen wel gegrond zijn.
Het zou erg goed zijn als er eens een naslagwerk over E-nummers zou verschijnen waarin tevens de wetenschappelijke studies worden vermeld waarop bepaalde beweringen over bijwerkingen worden gebaseerd. Op deze manier zou het voor de consument mogelijk zijn om zelf de bron van bepaalde beweringen te raadplegen en op die manier een zelfstandig oordeel te vormen over de veiligheid van de betreffende additieven.

Hoe dan wel?
Op dit moment lijkt de enige manier om de bron te vinden van beweringen over E-nummers een uitgebreide speurtocht op internet te zijn, waarbij men meestal uitkomt op wetenschappelijke databases zoals PubMed en de website van de EFSA. Daarnaast is de website van de JECFA (Joint Expert Committee on Food Additives) aan te raden waar monografieën van additieven te bekijken zijn (http://www.inchem.org/pages/jecfa.html). Tot het moment dat er een overzichtelijk en bruikbaar naslagwerk met wetenschappelijke achtergronden beschikbaar is, lijkt het in ieder geval verstandig om boeken zoals ‘Wat zit er in uw eten?’ met een gezonde kritische blik te bekijken.  

donderdag 14 juni 2012

De wetgeving over gezondheidsclaims komt eraan


Op 16 mei 2012 heeft de Europese Commissie een verordening aangenomen waarin wordt gesteld dat er slechts 222 gezondheidsclaims zijn die nog gemaakt mogen worden. Een gezondheidsclaim is een bewering dat er een verband bestaat tussen een levensmiddel of een bestanddeel daarvan en de gezondheid. Het merendeel van de gezondheidsclaims die momenteel gebruikt worden, zijn door deze wet verboden. Enkele opvallende afvallers zijn Q10, alfaliponzuur en astaxanthine. Wat is hier de oorzaak van en wat zijn de verwachte consequenties?


Eigenlijk ging het al mis toen er regelgeving kwam die stelde dat commerciële partijen niet mogen beweren dat voeding en voedingssupplementen in staat zijn om klachten, aandoeningen of ziektes te verlichten, voorkomen of behandelen. Hoewel het begrijpelijk is dat men hiermee misbruik en misleiding wil voorkomen, is het toch een eerste onwaarheid waar alle verdere regelgeving op voortborduurde. Het is bijvoorbeeld een algemeen bekend feit dat vitamine C scheurbuik kan voorkomen en behandelen. Maar dat mag een leverancier of verkoper van voedingssupplementen of vitamine C-rijke voeding niet stellen. Er is als compromis afgesproken dat deze leveranciers en verkopers alleen maar mogen spreken over de gezondheidsbevorderende effecten van voeding en voedingssupplementen. Op zich een werkbaar compromis zou je zeggen. Dit had echter belangrijke gevolgen voor de verordening over gezondheidsclaims, want toen de klinische studies overhandigd werden die bewezen dat werkzame stof A klacht X verlichtte, of voedingsstof B aandoening Y voorkwam was het verweer van de EFSA (European Food Safety Authority), "je kunt toch geen klinische studies met patiënten gebruiken als bewijs dat iets de gezondheid in stand houdt of bevordert? Al dit bewijs is niet toegelaten." 


Het is trouwens een interessant gedachte-experiment om te proberen te bedenken op welke wijze een voedingssupplement de gezondheid bevordert maar niet een aandoening behandelt of voorkomt. Neem bijvoorbeeld calcium voor sterke botten. In feite voorkom of verhelp je dus zwakke botten... 

Glucosamine, een schrijnend voorbeeld
Een zeer schrijnend voorbeeld is glucosamine waarvoor er geen gezondheidsclaim is goedgekeurd door de EFSA (na veel lobbywerk wordt de afwijzing door de Europese Commissie heroverwogen). In diverse landen is dit op de markt als vrij verkrijgbaar geneesmiddel, maar het is ook op de markt als voedingssupplement. Om geregistreerd te worden als geneesmiddel bij artrose moet je natuurlijk uitgebreide bewijsvoering aanleveren in de vorm van klinische studies, et cetera. De betreffende beoordelende instanties vonden het bewijs overtuigend en keurden de registratie goed. Hiermee wordt het vergoed door zorgverzekeraars, et cetera. Als dezelfde patiëntenstudies niet gebruikt mogen worden om de gezondheidsclaim te onderbouwen dat glucosamine soepele, gezonde gewrichten bevordert dan zou je dus zeer langdurige studies moeten doen met een placebo gecontroleerde groep gezonde glucosamine-gebruikers om aan te tonen dat het de kans op gezondheidsproblemen aan de gewrichten vermindert. Klinisch onderzoek is al duur maar zulk onderzoek zou helemaal onbetaalbaar zijn. En daarbij komt dat de concurrenten ook gebruik mogen maken van de gezondheidsclaim die daaruit voortvloeit. Gevolg is dus dat er niet meer beweerd mag worden dat glucosamine de gezonde gewrichtsfunctie ondersteunt, ondanks dat de werkzaamheid op de gewrichten in patiëntenstudies uitvoerig is onderbouwd.

Consequenties
Een consument die niet al deze achtergrondinformatie heeft maar uitsluitend verneemt dat een voedingssupplement niet meer mag worden aangeprezen voor het bereiken van een bepaald gezondheidseffect omdat het onbewezen is verklaard door de Europese Commissie, zal waarschijnlijk ten onrechte denken dat het geen zin heeft om het te proberen en dat hij in het verleden misleid is. Dit is natuurlijk een kwalijke zaak. 

Een andere consequentie is dat de consument zich dan meer en meer door andere instanties of websites moet laten informeren over de gezondheidseffecten van voedingsstoffen. Een commerciële partij is veel makkelijker op basis van wetgeving aan te spreken op misleidende informatie dan andere instanties of personen die spreken over generieke stoffen en zich beroepen op vrijheid van meningsuiting. Nog afgezien van het feit dat er vermoedelijk ook instanties zijn die onterecht negatief zijn over gezondheidseffecten vanwege verborgen belangenverstrengeling. Ten slotte wordt innovatie ontmoedigd door eerder genoemde problemen op het gebied van bewijsvoering. 

De toekomst
Zoals gezegd zijn wij als stichting zeer overtuigd van de genezende kracht van voeding en voedingssupplementen en zullen we ernaar streven u in de toekomst zo goed mogelijk te blijven informeren over wetenschappelijke ontwikkelingen op dit vlak. Vervolgens is het aan u om de producten daarbij te zoeken. 

We hebben overigens begrip voor commerciële partijen en hun branchevereniging die zich over deze kwestie gematigder uitlaten. Dit komt onzes inziens voort uit het eerder genoemde compromis dat voedingssupplementen uitsluitend de gezondheid mogen bevorderen waarmee zij hebben moeten instemmen om überhaupt voedingssupplementen te mogen verkopen. De commerciële partijen hebben tot medio december 2012 om alle productetiketten en –informatie die niet toegestane claims bevatten uit te verkopen dan wel te wijzigen. Ook complementair werkende artsen en therapeuten plus drogisterijen, vitamine speciaalzaken, reformwinkels  en apotheken mogen daarna deze productetiketten en –informatie niet meer in gebruik hebben. Ten slotte zijn er nog een aantal plantenbestanddelen en andere ingrediënten met bijbehorende gezondheidsclaims die noch goedgekeurd noch afgekeurd zijn en waarover later nog een uitspraak gedaan zal worden. Hoewel de kans groot is dat ze afgekeurd gaan worden, zullen deze tot die tijd nog gebruikt mogen worden.   

p.s.
De voedingsmiddelenindustrie staat over het algemeen juist positief tegenover de wetgeving rondom deze gezondheidsclaims. De grote marketing geörienteerde bedrijven krijgen in de eerste plaats meer zekerheid over het recht om bepaalde beweringen te doen en zullen dus eerder geneigd zijn om in specifieke producten met gezondheidsclaims te gaan investeren. Bovendien is er afgesproken dat er minimaal 15% van de ADH van de stof waarover de claim gemaakt wordt in een product dient te zitten om de claim op het product te mogen zetten. De ADH’s zijn vanuit orthomoleculair perspectief al laag, maar 15% daarvan is in het geval van sommige vitaminen en mineralen die in microgrammen worden aangeduid natuurlijk helemaal een schijntje. En dus is ook de kostprijs van de toevoeging hiervan te verwaarlozen. Uitzonderingen zijn enkele stoffen waarvoor de werkzame doseringen specifiek staan genoemd in de EFSA opinie, maar dat zijn er niet veel. Gevolg is dat de lobbyisten van de voedingsmiddelenindustrie  voor deze wetgeving gepleit hebben waar de voedingssupplementenindustrie met man en macht probeerde om de beoordeling van de gezondheidsclaims veel eerlijker en genuanceerder te laten verlopen. De bizarre situatie is nu dat er dus een chocopasta, frisdrank of lolly op de markt gebracht kan worden met een paar microgram vitamine B12 ter ondersteuning van de leerprestaties en een paar microgram vitamine D voor sterke botten terwijl er niet meer uitgelegd mag worden waar 100 mg Q10 of 100 mg alfaliponzuur voor gebruikt kan worden. 

Bronnen:
ec.europa.eu/nuhclaims/
www.npninfo.nl
www.ehpm.org

woensdag 27 april 2011

De veiligheid van voedingssupplementen versus medicijnen

In een blad waar ik de redactie van verzorg, heeft een collega, Selma Timmer, een interessant artikel geschreven dat ik u niet wilde onthouden. Hoe gevaarlijk is het (dagelijks) gebruik van voedingssupplementen eigenlijk? Veel consumenten slikken zonder morren allerlei medicijnen maar zijn erg bezorgd wanneer het om voedingssupplementen gaat. Ze beseffen niet of nauwelijks dat voedingssupplementen vele malen veiliger zijn dan medicijnen.

Voedingscentrum als onruststoker
Het voedingscentrum voedt deze bezorgdheid met de bewering “vitaminen en mineralen zijn belangrijk maar teveel is niet goed”. Dat klinkt logisch, maar de bewering kan op twee manieren worden uitgelegd. Bedoelt het voedingscentrum nu dat er niets op tegen is om de voeding aan te vullen met voedingssupplementen mits je rekening houdt met de (ruime) veiligheidsmarges of dat het gebruik van voedingssupplementen per definitie riskant is?

Trouwens, de gevolgen voor de gezondheid van een te lage inname van essentiële voedingsstoffen mogen ook niet onderschat worden. Het voedingscentrum denkt dat het met die tekorten wel meevalt: “De herfstige natte dagen zorgen voor druipende neuzen. Tijd voor een vitamine boost of…Wacht even! Ben je gezond? Eet je gevarieerd en dagelijks de aanbevolen hoeveelheid groente en fruit? Laat dan de vitaminesupplementen maar zitten. Je krijgt door je voeding al voldoende vitaminen en mineralen binnen. De supplementen voegen daaraan niets toe.”(1) De eigen eetmeter logenstraft dit standpunt. Vul de eetmeter een paar weken in en je moet tot de conclusie komen dat het lastig is om aan de aanbevolen hoeveelheden essentiële voedingsstoffen te komen, zelfs als je gezond en gevarieerd eet.(2) Bij een verhoogde behoefte aan voedingsstoffen door medicijngebruik en/of ziekte is het al helemaal lastig om hierin te voorzien met voeding alleen.

Amerikaans rapport toont veiligheid aan
Dat voedingssupplementen heel veilig zijn, blijkt mede uit het tweehonderd pagina’s tellende jaarrapport van het Amerikaanse National Poison Data System, dat afgelopen december is gepubliceerd in het vaktijdschrift Clinical Toxicology.(3) Het rapport is gebaseerd op gegevens die in 2009 zijn verzameld door zestig toxicologische centra, verspreid over de Verenigde Staten. Alle meldingen van vergiftiging zijn zorgvuldig opgetekend en in geval van sterfte is onderzocht welke (potentieel) toxische stof de zekere, waarschijnlijke of bijdragende doodsoorzaak is geweest.

Sterfgevallen door medicijnen
In het jaarrapport wordt melding gemaakt van 1158 sterfgevallen waarbij medicijnen de directe doodsoorzaak zijn geweest. Het gaat hierbij onder meer om pijnstillers (zoals acetaminofen [paracetamol], salicylaten [aspirine, ascal], acetaminofen/hydrocodone, methadon), cardiovasculaire medicatie (hartglycosiden [digoxine], calciumblokkers [verapamil, amlodipine, diltiazem], bètablokkers [metoprolol], antistollingsmiddelen [trombocyten-aggregatieremmers, coumarines]), antidepressiva (amitriptyline, doxepine, bupropion) en kalmeringsmiddelen en antipsychotica (quetiapine, alprazolam, diazepam, zolpidem).

0 sterfgevallen door voedingssupplementen
Dan nu het goede nieuws: volgens de gegevens van het National Poison Data System is in 2009 in de Verenigde Staten helemaal niemand overleden door het gebruik van voedingssupplementen of kruiden. En dan te weten dat meer dan de helft van de Amerikanen dagelijks één of meerdere voedingssupplementen gebruikt! Ook in de Verenigde Staten is op het gebied van voedingssupplementen sprake van bangmakerij. In een nieuwsbericht van de Orthomolecular Medicine News Service wordt dan ook fijntjes opgemerkt: “if nutritional supplements are allegedly so ‘dangerous’, as the FDA and news media so often claim, then where are the bodies?”(4)

Nederlandse situatie
De situatie in Nederland is waarschijnlijk niet anders dan in de Verenigde Staten. Het zijn medicijnen die de ernstigste bijwerkingen hebben en niet voedingssupplementen. In Nederland vinden jaarlijks ruim 41.000 medicijn gerelateerde acute ziekenhuisopnames plaats (5,6% van alle acute opnames). Dit blijkt uit gegevens van het HARM-onderzoek (Hospital Admissions Related to Medication) uit 2006.(5) De levensbedreigende situaties ontstaan door bijwerkingen van de medicijnen en/of medicatiefouten (waaronder voorschrijf-, doseer- en toedienfouten). De meest risicovolle groepen medicijnen volgens dit onderzoek zijn NSAID’s (veelal zonder recept verkrijgbaar), cardiovasculaire medicatie (diuretica, trombocyten-aggregatieremmers, coumarines), psychofarmaca, corticosteroïden en antidiabetica. Medicijngeïnduceerde maagdarmbloedingen, cardio-vasculaire en respiratoire complicaties, ongelukken en hypo- of hyperglycemie zijn de meest voorkomende redenen voor ziekenhuisopname.
Ruim 2000 van de 41.000 mensen die jaarlijks door (verkeerd) medicijngebruik in het ziekenhuis belanden, overlijden tijdens de opname. Daarnaast hebben circa 3900 mensen bij ontslag uit het ziekenhuis restschade. Vooral ouderen boven 65 jaar lopen risico; zij hebben circa twee maal zoveel kans om opgenomen te worden vanwege een medicijn gerelateerd probleem dan jongeren.

In september 2005 promoveerde Sabine Straus aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Zij heeft in haar onderzoek aannemelijk gemaakt dat in Nederland jaarlijks 300 mensen overlijden aan acute hartdood, veroorzaakt door medicijnen die een geleidingsstoornis (verlenging van het QTc-interval) in het hart induceren die kan leiden tot ernstige hartritmestoornissen. Van een groot aantal medicijnen is bekend dat ze deze bijwerking kunnen hebben.

Conclusie
Het lijkt erop dat de veiligheid van medicijnen eerder wordt overschat en dat de veiligheid van voedingssupplementen wordt onderschat. Natuurlijk is het belangrijk dat voedingssupplementen van goede kwaliteit zijn, dat ze met kennis van zaken worden geadviseerd en dat rekening wordt gehouden met maximaal aanvaardbare doseringen en mogelijke interacties. Maar het overdrijven van potentiële gezondheidsrisico’s van voedingssupplementen is ook weer niet nodig.
Referenties
1. http://www.voedingscentrum.nl/nl/voedingscentrum/nieuws/extra-vitamines.aspx
2. http://eetmeter.voedingscentrum.nl/
3. Bronstein AC, Spyker DA, Cantilena LR Jr et al. 2009 Annual Report of the American Association of Poison Control Centers’ National Poison Data System (NPDS): 27th Annual Report. Clinical Toxicology 2010;48:979-1178. http://www.aapcc.org/dnn/Portals/0/2009%20AR.pdf
4. http://www.orthomolecular.org/resources/omns/v07n01.shtml
5. Hospital admissions related to medication (HARM). Een prospectief, multicenter onderzoek naar geneesmiddel gerelateerde ziekenhuisopnames. Eindrapport, november 2006. http://www.nvza.nl/kr_nvza/artikelen/raadplegen.asp?display=2&Atoom=8895&Actie=2&AtoomSrt=2#

donderdag 17 februari 2011

Consumentenbond snapt niets van voedingssupplementen

Deze week verscheen in het blad van de Consumentenbond een 'supplementenspecial'. Hiermee laten ze zien totaal ongeschikt te zijn om de kwaliteit van supplementen te onderzoeken en in kaart te brengen voor consumenten. Ik zal enkele blunders nader toelichten.

ADH's en B12
De grootste blunder vind ik wel dat ze producten slechter beoordelen als er meer dan de ADH (Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid) inzit. Je zou toch denken dat als mensen een tekort hebben, het handig zou zijn als ze een supplement nemen dat hoog gedoseerd is om het tekort te verhelpen??? De ADH is immers bedoeld voor mensen die geen tekort hebben om te zorgen dat ze geen tekort krijgen... Extra schrijnend in het geval van B12 als je bedenkt dat een kwart van de ouderen een tekort heeft, wat nota bene in het artikel genoemd wordt.

ADH's veranderlijk
Bedenk ook dat de ADH geen wet van meden en perzen is maar regelmatig aangepast wordt op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten, sterker nog de ADH is op 1 juli 2009 voor diverse vitamines en mineralen verlaagd of verhoogd. Ook gelden voor sommige specifieke doelgroepen hogere ADH's voor bepaalde vitamines en mineralen. Bijvoorbeeld voor ouderen, kinderen of zwangere vrouwen.

Omega-3-vetzuren
In het geval van omega-3-vetzuren wordt ook pijnlijk duidelijk hoe infantiel deze denkfout is. De gezondheidsraad adviseert 450 mg per dag, bijvoorbeeld te nuttigen door tweemaal per week vette vis te eten. Mensen die geen vis lusten zouden dan kunnen overwegen een visolie capsule te nemen, maar capsules met een soortgelijke dosering als een portie vette vis zouden dan een slechtere beoordeling krijgen terwijl ze meer waar voor je geld bieden?

Vitamine D
In het geval van vitamine D stelt de Gezondheidsraad dat een aantal groepen 2x de ADH zou moeten krijgen zoals ouderen in verpleeghuizen die weinig buiten komen, vrouwen boven de 50 jaar die onvoldoende buiten komen of een sluier dragen en tot slot mensen met osteoporose. Is het dan terecht dat de voedingssupplementen die voor die groepen op de markt zijn een slechte beoordeling krijgen?

Glucosamine
Bij de glucosamine producten gaat de consumentenbond geheel voorbij aan het feit dat sommige producten ondersteunende ingrediënten bevatten die ze duurder maken. Maar wat nog veel opvallender is en duidelijk maakt hoe weinig de consumentenbond weet over voedingssupplementen is de kwestie van claims op het etiket. In de begeleidende tekst stellen ze dat artsen glucosamine aanbevelen bij knie- en heupartrose in een dosering van 1500 mg glucosamine en dat de EFSA stelt dat het preventief slikken geen zin heeft. Dus vinden ze het een slechte zaak dat op het etiket staat 'houdt de gewrichten soepel'. Denk je niet dat de producent ook liever op het potje zet: "ter behandeling van knie- en heupartrose" Het is echter door de overheid verboden om van een voedingssupplement waar het tegen helpt, je mag alleen zeggen dat het een gezonde situatie kan bevorderen of ondersteunen.

Claims
Tot slot is er nog de kwestie van de claims met visolie, de enige claim die voorlopig door de EFSA goedgekeurd gaat worden heeft te maken met het gezond houden van hart- en bloedvaten. Er zijn nog veel meer gebieden waarop de gezondheidseffecten van visolie in wetenschappelijk onderzoek is aangetoond. Dit onderzoek wordt echter niet toegelaten door de EFSA ter beoordeling. Waarom? Omdat de studies gedaan zijn met patiënten met specifieke klachten en dat mag niet hè, want voedingssupplementen zijn immers bedoeld om gezond te blijven. Als je er ook aandoeningen mee kunt verhelpen dan heb je tegenwoordig een groot probleem. Ook over deze problematiek hoor je de consumentenbond niet die alle andere claims op de verpakking met puntaftrek beloont.

Tot slot
Als ik als simpele employee in de voedingssupplementenindustrie al zoveel fouten zie in deze special, dan maak ik me ernstig zorgen wat er mis is met hun pak 'm beet special over digitale camera's in de ogen van de eigenaar van een fotozaak.

donderdag 10 februari 2011

Consumerlab over trends in voedingssupplementen

Consumerlab is een Amerikaanse organisatie die in naam van consumenten regelmatig onderzoek doet naar de kwaliteit van voedingssupplementen van de verschillende merken. Ze doen ook jaarlijks een enquête onder hun leden. Misschien interessant om een aantal trends die daar dit jaar uit naar voren komen even onder de loep te nemen.

Top 5
De vijf populairste voedingssupplementen onder de leden zijn respectievelijk:
1) visolie
2) multivitamines
3) vitamine D
4) calcium
5) Q10

Stijgers en dalers
Stijgers zijn vitamine D, calcium en visolie. Dalers zijn multivitamines, Q10, kruiden en glucosamine/chondroïtine.

Mannen versus vrouwen
Vrouwen namen vaker vitamine D, calcium en probiotica. Mannen namen vaker Q10, kruiden, glucosamine/chondroïtine, vitamine E, resveratrol en aminozuren.

Jong versus oud
Jonge mensen namen vaker multivitamines, aminozuren, groene thee en ijzer. Ouderen namen vaker vitamine D, calcium, Q10, vitamine C, vitamine E, resveratrol en vitamine K.

Als ik deze uitkomsten beoordeel, dan hebben de leden van Consumerlab een heel goed beeld van welke producten voor hen effectief zijn. Jammer dat de meeste productvergelijkingen die Consumerlab doet geen merken meenemen die ook in Nederland beschikbaar zijn. Soms komt het wel voor, dus als je eens een kijkje wilt nemen: www.consumerlab.com

donderdag 18 november 2010

Duursporters en voedingssupplementen

Veel duursporters verdiepen zich vroeg of laat in voedingssupplementen om hun prestaties te verbeteren. Voedingssupplementen kunnen voornamelijk op twee vlakken bijdragen. Uithoudingsvermogen en herstel. In dit stukje zal ik op beide vlakken een aantal suggesties doen.

Uithoudingsvermogen
Het verbeteren van het uithoudingsvermogen kan eigenlijk ook weer in twee categorieën opgedeeld worden. Acute suppletie of langdurig gebruik. Voor acute suppletie is het aan te bevelen om een eigen sportdrank te maken met daarin een poeder met langzame koolhydraten (Essential Food van Vitals is hier een voorbeeld van) en een aantal druppels van een supplement met mineralen en spoorelementen. Om het een beetje drinkbaar te krijgen zou ik een vruchtensap aanbevelen in plaats van water, wel liefst biologisch en zonder suiker. Als men een bidon gebruikt, kan het zijn dat het poeder daar niet doorgaat. Dan zou je het poeder het beste vlak ervoor kunnen nemen en de druppels in de bidon voor tijdens de inspanning. Bij langdurig gebruik zijn een aantal stoffen in verband gebracht met een verbeterd uithoudingsvermogen. Naast een gewone multi zou mijn advies zijn om astaxanthine, spirulina en Q10 te gebruiken.

Herstel
Bij herstel draait het met name om het spierherstel. Voor de supplementen die men in dit kader kan gebruiken, geldt dat men ze toch wel een paar weken moet gebruiken om effect waar te nemen. Maar dan zal men ook zien dat men na een zware inspanning beduidend sneller herstelt. De stoffen waar het om gaat zijn wederom astaxanthine en spirulina maar ook MSM, vitamine E, calcium, magnesium en een enzymencomplex. Voor spieropbouw zou men nog een eiwitpoeder kunnen nemen. Die kan het beste gebruikt worden na de inspanning of op rustdagen.

Ten slotte
Vanuit de voedingsindustrie en uit de bodybuilding/fitness industrie worden er ook veel producten aangeboden zoals repen, poeders en sportdranken die uithoudingsvermogen en spierherstel bevorderen. Lees hierbij wel altijd goed de etiketten omdat er vaak onnodig veel suiker en andere ongezonde toevoegingen gebruikt worden. Als men kiest voor producten van orthomoleculaire merken dan krijgt men vaak de zuiverste en hoogst gedoseerde voedingssupplementen. Probeer het eens, je zou vrij snel resultaat moeten zien, of beter nog: moeten voelen!

woensdag 13 oktober 2010

De farmacie wil de macht en de winst in de vitaminebusiness!

Het is een publiek geheim dat een aantal zeer lucratieve farmaceutische patenten in 2013 aflopen en dat het er niet op lijkt dat er binnenkort nieuwe, lucratieve patenten aankomen. Er zijn concrete aanwijzingen dat de farmacie om die reden de macht en de winst wil grijpen in de voedingssupplementen industrie. Zo heeft het farmaceutische bedrijf Sanovi Aventis enige tijd geleden Kernpharm gekocht, onder andere producent van Axium (multivitamines) en El Mare (visoliecapsules). Maar onlangs werd ik gewezen op nog een mooi voorbeeld.

Vitamine B en Alzheimer
Zowel de media als de overheid benaderen vitaminen en mineralen uit supplementen met behoorlijk wat scepsis. Onlangs verscheen onder andere op nu.nl echter een positief bericht over een studie waarbij foliumzuur, B6 en B12 de kans op Alzheimer zou verminderen. De feitelijke resultaten zijn iets genuanceerder en vindt u hier.

Op zich goed nieuws natuurlijk, dat er meer bekendheid komt over de gezondheidseffecten van het gebruik van vitaminepreparaten. Het is echter wel eigenaardig dat het hier om een geneesmiddel blijkt te gaan.

Vitaminen als geneesmiddel lucratiever
Dus terwijl er Europese regelgeving in de maak is om te beperken welke soorten vitaminen en mineralen er in supplementen mogen zitten, in welke hoeveelheden en in hoeverre je aan de consument mag uitleggen wat die vitaminen en mineralen allemaal doen, worden tegelijkertijd vitaminen in hoge doseringen als gepatenteerd geneesmiddel geregistreerd! Het wordt dan toch ineens een stuk aannemelijker dat de farmacie al die tijd achter de restrictieve regelgeving zou zitten.

Het geneesmiddel waar het in dit onderzoek om gaat heet TrioBe Plus en is in Zweden alleen beschikbaar als men onder medische supervisie staat. In andere Europese landen is het nog niet beschikbaar, maar het zou goed kunnen dat de berichtgeving over de studie daar de weg voor moet vrij maken.

Dosering en opneembaarheid
De doseringen van foliumzuur, B6 en B12 zijn respectievelijk 4, 14 en 200 keer hoger dan de Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid en dit zijn toevallig doseringen die in de complementaire geneeskunde al heel lang in gebruik zijn en waar de complementaire zorg zo om verguist wordt door sommige organisaties.

Overigens zijn het nogal goedkope en slecht opneembare vormen van deze vitaminen, zoals je ze vaak in huismerken van drogisterijen tegenkomt, en meestal niet in supplementmerken op de therapeutenmarkt. Trouwens, deze slecht opneembare grondstoffen worden al grotendeels door farmaceutische bedrijven als Merck geproduceerd.

Strijdige belangen
Tot slot staat in de studie bij het kopje 'strijdige belangen' genoemd dat de hoofdauteur twee patenten bezit op foliumzuur en financieel voordeel zou hebben als de patenten in gebruik zouden worden genomen. En dat twee auteurs geld in het verleden geld hebben ontvangen van de firma die het geneesmiddel beschikbaar heeft gesteld en de firma die de meetapparatuur beschikbaar heeft gesteld.

Conclusie
Mijn conclusie is dat de consument en de natuurlijke geneeskunde die gebruik maakt van vitaminen en mineralen wordt tegengewerkt in het vrij beschikbaar stellen van gezonde supplementen en de bijbehorende literatuur, niet door partijen die bang zijn dat het onvoldoende onderzocht en wellicht schadelijk is, maar door partijen die geloven in de werkzaamheid en daar zelf commercieel beter van willen worden. Toch jammer dat er inmiddels behoorlijk wat mensen zijn die de misinformatie geloven en nu denken dat voedingssupplementen zinloos of zelfs ongezond zijn.